Woensdagochtend 14 september was er in het Seniorencafé van de Alettahof een WMO bijeenkomst voor bezoekers van dit café en andere belangstellenden. Johan van Rixtel van de GroenLinks onderzoeksgroep Sociaal Domein gaf hier een presentatie over de WMO.
Samen met de gemeentelijke specialisten en zorgconsulenten Ingrid van der Deure, en Ivo van Scheppingen werd deze ochtend uitleg gegeven over verschillende aspecten van de WMO.
De presentatie van Johan richtte zich op het ontstaan van de WMO 2015 (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en de relatie met de AWBZ, de wet van waaruit de WMO is voortgekomen per 1 januari 2015. Overigens niet de enige wet die de AWBZ vervangt, ook de jeugdwet, de zorgverzekeringswet (Zvw), en de wet langdurige zorg (Wlz) komen voort uit de AWBZ. In een duidelijk verhaal schetste Johan de verschillen tussen deze wetten en legde nadruk op de verantwoordelijkheid van, maar ook het belang voor de cliënt. Meer dan in het verleden is het noodzakelijk voor de cliënt goed na te denken wat er moet gebeuren aangaande de te verlenen zorg en die mening naar voren te brengen in de gesprekken met gemeente en zorgaanbieders.
De gemeente ambtenaren Ingrid en Ivo konden de interactie tussen cliënten en gemeente/zorginstellingen goed beschrijven. In keukentafelgesprekken wordt samen met de cliënt onderzocht welke zorg er vanuit de gemeente geleverd moet worden. Dit zijn zorgtaken die betrekking hebben op de WMO en de jeugdwet (wat minder van belang voor de doelgroep deze ochtend). Als het gaat om de zorgverzekeringswet en de Wlz is de gemeente niet het juiste loket, maar de zorgconsulent namens de gemeente kan hier als regisseur wel een rol in spelen.
Bij de gesprekken over hoe de huishoudelijke zorg gerealiseerd gaat worden, zit de cliënt vervolgens nog een keer aan tafel, maar dan met de zorgverlenende organisatie. Hetgeen hier afgesproken wordt, komt in een ondersteuningsplan terecht, welke de gemeente ook ontvangt zodat men (achteraf) kan beoordelen of dit in lijn is met de afspraken van het keukentafelgesprek.
Bij dit laatste punt schuilt wel een risico aangezien de gemeente nu een minder prominente rol heeft, en pas achteraf kan corrigeren. Als onafhankelijke partij is de gemeente bij uitstek de partij die het evenwicht kan/moet bewaren tussen cliënt die mogelijk teveel wil en de huishoudelijke hulp aanbieder die een druk ervaart het aantal uren te beperken aangezien de inkomsten die zij ontvangen van de gemeente vast liggen. Er wordt niet per uur afgerekend, maar de zorgaanbieder ontvangt een vast bedrag van €189,- per cliënt, per 4 weken. Nu neemt de gemeente een afwachtende positie in en dient de cliënt bij vermeend onrecht aan de bel te trekken in de hoop dat e.e.a. gecorrigeerd wordt.
Bij het geven van huishoudelijke hulp is het criterium bijvoorbeeld altijd ‘een schoon huis’. En dat blijft iets waar cliënt en zorgverlener een ander beeld bij kunnen hebben. Gelukkig zijn er wel controle stappen georganiseerd. De gemeente Voorschoten heeft samen met de zorgaanbieder afgesproken dat er steekproefsgewijs (bij 10% van de cliënten) door een onafhankelijke organisatie gecontroleerd wordt of de kwaliteit van de huishoudelijke hulp voldoende is.
Vanuit de zaal kwamen er diverse vragen, sommige konden direct beantwoord worden, maar sommige waren erg specifiek. Deze werden na afloop van de bijeenkomst, welke om 11.30 door voorzitter Mariëtte van der Kooij samen met Ben Arends van het Seniorencafé werd afgesloten, opgepakt door de gemeente ambtenaren in een 1 op 1 gesprek.
Al met al een succesvolle bijeenkomst over een onderwerp waar nog vele vragen en onduidelijkheid over bestaat. Wordt ongetwijfeld vervolgd.