De besluitvorming rond de Rijnlandroute laat zien dat het Nederlands openbaar bestuur niet goed functioneert. Gedeputeerde Staten, de regio Holland Rijnland, het college van Leiden; allen blijven vasthouden aan hun gezamenlijke beleidsmantra dat er een Rijnlandroute nodig is en wel door Voorschoten. De basis hiervoor is flinterdun. Nut en noodzaak van de Rijnlandroute zijn nog steeds niet bewezen.

De doorstroming van het verkeer kan al drastisch worden verbeterd door bestaande knelpunten, met een fractie van kosten, aan te pakken. Dit is een kwestie van gezond verstand en heeft niets van doen met een ‘not in my backyard’ houding.  Dit is inmiddels erkend door verkeersminister Eurlings die zich bereid toonde de helft van het gevraagde bedrag toe te kennen. Genoeg om eerst de bekende  knelpunten aan te pakken. Dit betekent dat de Rijnlandroute, waar hij dan ook wordt gerealiseerd, in ieder geval gefaseerd wordt aangelegd.

Bestuurders zijn echter slechte verliezers. Zo blijkt. Zo blijft de Zuid Holland gedeputeerde Van Dijk zich inspannen voor een volledige Rijnlandroute door Voorschoten op een onacceptabele manier. Zo bevat de publieksversie van de milieu effect rapportage (MER) een verkeerd getekende variant door Voorschoten, namelijk één die de zichtlijnen van het landgoed Berbice niet langer ontziet en die veel meer van de groene buffer tussen Leiden en Wassenaar afsnoept. Een versie die meer ruimte voor bebouwing langs de route laat. Uiteraard een manier om de te hoge kosten (meer dan 840 miljoen Euro!) alsnog tegemoet te kunnen komen. Daarnaast is er in de bestuurlijke achterkamertjes al weer een nieuwe basisvariant verspreid die buiten de MER is gebleven en niet uit de Integrale benadering Holland Rijnland volgt. Ook wordt er binnen Holland Rijnland nu ineens gesproken over het eerst aanleggen van de verbinding A4 - A44, uiteraard te beginnen in Voorschoten om het verzet definitief te smoren. Een verkeerskundig onzinnige investering, die niet te rijmen valt met reeds gemaakte afspraken om reeds bestaande knelpunten aan te pakken. Door de gemeente Voorschoten wordt dit terecht bestempeld als Wild West besluitvorming.

Dit alles doet sterk denken een recent verschenen publicatie onder redactie van de heren J. de Vries (hoogleraar bestuurskunde) en P. Bordewijk (publicist en onderzoeker op het terrein van openbaar bestuur). Hierin worden 10 beleidsfiasco’s beschreven als gevolg van beperkt groepsdenken waarbij manipulatie van de informatie niet wordt geschuwd om grote projecten er door te drukken. “Kritiek wordt ook vaak beantwoord door de afzender in diskrediet te brengen. (..) Insprekers die bezwaren hebben tegen grote projecten zijn belanghebbend – not in my backyard – en verdienen daarom niet dat men naar ze luistert.” Komt het u bekend voor? En wat te denken van dit citaat uit de recensie van Martin Sommers in de Volkskrant: Een hoofdcategorie vormen de grote infrastructurele werken, (…), vaak doorgedrukt op grond van andere belangen dan dat er serieus behoefte aan bestond, gecombineerd met de aandrang om te bewijzen dat er heus nog bestuurders met spierballen zijn.” Ook wordt gewaarschuwd voor de politieke besluitvorming waarbij coalitiepartijen onderling de zaak al geregeld hebben en bestuurders van deze partijen uiteindelijk niet worden afgevallen. Woensdag 3 februari vergadert de Statencommissie van Zuid Holland over de Rijnlandroute. Ik hoop dat ze dan kritisch kijken naar zowel de besluitvorming zelf, de inhoudelijke argumenten en ‘last but not least’ hun eigen rol. Het moge duidelijk zijn dat ik de besproken publicatie “Rijdende treinen en gepasseerde stations’ van harte aanbeveel. Een belangrijke waarschuwing tegen wild west besluitvorming dat eer doet aan de oud Hollandse waarheid ‘bezint er gij begint’. Kijk voor de column van Sommer en voor meer informatie over het genoemde boek op  http://joukedevries.com/

Johan van Rixtel, raadslid