Op 25 januari 2007 stemde de Voorschotense raad in met een bijdrage aan de Regionale Investeringsstructuur (RIS) waaruit onder andere een eventuele RijnlandRoute betaald zou moeten worden. GroenLinks stemde tegen. Lees nog even wat toen besloten is.

Over de brief van gedeputeerde van Dijk is al veel geschreven deze week. De minister heeft volgens deze brief zijn voorkeur uitgesproken voor het bekende N11-west tracé, voor een groot deel in een verdiepte bak door Voorschoten, en langs de Stevenshof in een half-verdiepte bak. Dat nut en noodzaak niet zijn aangetoond, dat de aanleg van dit nieuwe asfalt bizar is in het licht van de klimaatverandering, dat de schade voor onze leefomgeving heel groot zal zijn, dat Voorschoten in tweeën gespleten gaat worden …  we hoeven dat hier niet opnieuw te betogen.

Geld

Waar ik het nu wel over wil hebben is geld. Minister Eurlings heeft vastgesteld dat het rijk een bijdrage zal leveren aan de aanleg van de weg. Deze  rijksbijdrage van 422 miljoen euro is niet voldoende: er moet meer geld worden gevonden. Daarom zal de regio samen met het Rijk in de komende vijf maanden naar mogelijkheden zoeken om de uitvoering in fasen te laten plaatsvinden en om aanvullende financiering te vinden.  Geld dus.

Waar moet dat geld vandaan komen?

Het bedrijfsleven zal gevraagd worden om geld, een potje van het ministerie van financiën zal worden bekeken, er zal worden gekeken of gemeenten door te bouwen meer geld kunnen verwerven en Rijk, provincie en regio zullen onderzoeken of binnen de begroting geld kan worden vrijgemaakt voor de nieuwe weg.

Uitgangspunten voor de bijdrage van Voorschoten.

De regio HollandRijnland  heeft geld voor de RijnlandRoute bijeengebracht. Alle regiogemeenten hebben ingestemd met meebetalen aan  de Regionale Investeringsstructuur, waaruit 5 projecten, waaronder de eventuele RijnlandRoute en de RijnGouweLijn, worden bekostigd.  Voorschoten zou vanaf 2008 15 jaar lang ieder jaar 572.420 euro moeten betalen.

Op 25 januari 2007 heeft de gemeenteraad van Voorschoten hiermee ingestemd. Niet unaniem: de GroenLinksfractie  stemde tegen omdat dit besluit de RijnlandRoute weer een stap dichterbij zou brengen.

De overige fracties stemden wel in, maar stelden uitgangspunten vast die zij voegden bij het besluit. Onder punt 3 van het besluit stond dat Voorschoten  alleen met inachtneming van deze uitgangspunten deel zou nemen aan de RIS,  en onder punt 4 dat het standpunt deel te nemen aan het fonds in het algemeen en van het onderdeel RijnlandRoute  in het bijzonder zou worden heroverwogen  indien niet zou worden voldaan aan de uitgangspunten.

Deze uitgangspunten heb ik overgenomen uit het  besluit:

- nut en noodzaak voor de aanleg van een wegverbinding tussen de A4/N11 en de A44/N206 aansluitende tot Katwijk duidelijk en ten genoegen van de gemeenteraad moet zijn aangetoond,

- het Korte Vliettracé als volwaardig alternatief wordt meegenomen;

- bij de varianten zullen naast de kosten ook de opbrengsten inclusief milieunormen in beeld worden gebracht (Maatschappelijke Kosten en Batenanalyse = MKBA);

- indien besloten wordt voor de aanleg van RW 11-variant (RijnlandRoute) is het uitgangspunt dat deze volledig ondergronds zal worden aangelegd

- de regio trekt schouder aan schouder met Voorschoten op om een tweedeling van de gemeente Voorschoten door de RijnlandRoute te voorkomen

Op dit moment en in  de brief van de heer van Dijk is  niet aan deze  uitgangspunten voldaan. Maar deze  brief is geen besluit: de minster heeft een voorkeur uitgesproken.  De Provinciale Staten zullen in januari op basis van het onderzoek naar de milieueffecten (de MER) beslissen wat het definitieve tracé wordt. Het zou goed zijn, als alle statenleden dit besluit van de gemeente Voorschoten in hun overwegingen betrekken.

 

Monique Lamers, fractievoorzitter GroenLinks Voorschoten