Voorzitter,
Afgelopen week donderdag kwam er in Groot-Brittannië een einde aan veertien jaar bestuur door de Tories. Een roerige tijd die wij vooral associëren met Brexit, schandalen en een premier die verloor van een krop sla. Een Britse tragikomedie in de traditie van Terry Gilliam. Een Britse collega zei mij er echter over: “Het voelt alsof mijn land in een ontwikkelingsland is veranderd”.
Hij had het over de keiharde bezuinigingen op lokale overheden sinds 2010. Het had tot een opbloeiende samenleving moeten leiden, maar bleek een recept voor dramatische aftakeling. Provinciesteden zonder bibliotheek of buurthuizen. Kraanwater dat op sommige plaatsen niet meer drinkbaar is. Scholen waar een instortend betonnen dak stiekem een meevaller is, omdat een schadevergoeding toch weer inkomsten geeft. Dat is hoe je een gemeenschap kapot bezuinigt.
Hoewel onze Nederlandse situatie niet helemaal vergelijkbaar is, doet de kadernota vermoeden dat dit weleens ons voorland zou kunnen zijn. Dat zagen we aankomen, dus des te groter was onze teleurstelling dat het college nergens concreet maakt hoe ze hiermee om wil gaan. We kregen een kadernota zonder kaders. Bij de begroting mag de raad kennelijk tekenen bij het kruisje. Dit terwijl de kadernota duidelijk maakt dat we tegen meerdere uitdagingen aanlopen.
Allereerst de grote hoeveelheid investeringen. Dit college heeft veel plannen ontwikkeld, veel ervan behartenswaardig, maar bleef achter in de uitvoering. Het leidde tot een lang investeringsoverzicht, waarbij we opmerkelijk genoeg het minst lijken te weten van de plannen die we binnenkort moeten uitvoeren. Voor plannen zonder uitwerking, zoals de gemeentelijke huisvesting, staan alvast exacte bedragen. Maar over het plan bij de Kruispuntkerk, dat toch zo’n beetje klaar moet zijn, kan nog niets gezegd worden.
Het laat zien dat dit geen planning is, maar een wensenlijst. En zolang Voorschoten worstelt met de uitvoering van plannen en de menskracht niet heeft, is het totaalbedrag wellicht geen grote zorg. Wat onze fractie betreft besteden we vooral aandacht aan wat we op korte termijn gaan doen. Er is te veel blijven liggen de afgelopen jaren en het wordt tijd het achterstallig onderhoud aan te pakken. Dat dit college probeert daar slagen op te maken ziet en waardeert onze fractie. Met het vastgestelde sportaccommodatiebeleid ligt er een raamwerk om gestructureerd te denken over onze investeringen. En ja, daar moeten we behoorlijke inhaalslagen maken. De centrumvisie geeft bouwstenen om het kloppend hart van ons dorp te behouden. We zijn blij dat hierin meer ruimte komt voor groen, wonen en voetgangers. Dat is voor de leefbaarheid van ons dorp, maar ook voor de ondernemers in het centrum. Juist ook zij hebben dit nodig. Gratis parkeren blijkt geen manier om structurele leegstand te voorkomen en we moeten uitkijken dat we niet definitief in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Die focus op wat we nu praktisch kunnen oppakken om het dorp vooruit te helpen is de reden dat we moties 335 en 336 indienen, waar ik in een volgende termijn verder op in zal gaan.
Een tweede probleem zijn de tekorten op korte termijn, al in 2025. Die waren er al na de meicirculaire, maar informatiebrief 47 laat zien dat ze oplopen. Daarbij wordt direct gezegd dat dit “niet leidt tot bijstelling van de Kadernota 2024-2028.” Voorzitter, dat is nou juist het probleem! Hoe kan het college drastisch oplopende tekorten rapporteren, de toegang tot jeugdzorg willen reorganiseren en hier nauwelijks iets over zeggen? We verwachten geen oplossing voor landelijke problemen, maar wel een visie. Collega Maassen stelde in de commissie terecht de vraag: hoe kan jeugdzorg steeds duurder worden en toch slechter functioneren? Juist als linkse partij, die veel van de overheid verwacht, willen we geen genoegen nemen met inefficiënte en dure bureaucratie. Of accepteren dat het onze begroting kannibaliseert. Dit is een belangrijke discussie om te voeren en deze kadernota had daarvoor het moment moeten zijn.
Dit alles, voorzitter, speelt tegen een achtergrond van het ravijnjaar 2026. Mede veroorzaakt door een herverdeling van kleinere gemeenten als de onze, die al relatief weinig kregen, naar steden en krimpgemeenten. We hopen nog steeds dat het teruggedraaid wordt, maar dit lijkt een van de weinige concrete zaken te zijn waar de nieuwe coalitie het wél over eens kon worden. Sterker nog, er kon nog wel een bezuiniging overheen, waarbij gemeenten zich dan weer als zetbaas mogen laten gebruiken. Voorzitter, wat wij hadden willen zien – wat ons beloofd was – was een visie op hoe we hiermee om moeten gaan. Het college laat het bij een makke aankondiging dat ze met een sluitende begroting wil komen en dus in meerjarenperspectief zo’n twee miljoen aan bezuinigingen wil gaan vinden.
Op basis van deze kadernota zonder kaders is moeilijk te beoordelen wat de perspectieven daarvoor zijn. Wellicht zijn er geloofwaardige bezuinigingen mogelijk op posten waar het geld nu niet effectief of geloofwaardig wordt uitgegeven. Dan vraag ik mij als raadslid wel af waarom het college daar nu pas achter komt. Wellicht dat er alsnog gekeken kan worden naar de inkomstenkant, maar we moeten reëel zijn over de toch al hoge lasten voor wonen in ons dorp. In beide gevallen was het goed geweest daar nu een inhoudelijke discussie over te hebben. Maar ook de fundamentele vraag: waar liggen voor ons de grenzen van het acceptabele? Het is een vraag die gemeenten door het land proberen te beantwoorden, maar het vereist dat we ons huiswerk doen. Precies het huiswerk dat in deze kadernota ontbreekt. Dat is echt kwalijk, voorzitter, maar het enige dat we nu kunnen vragen is dat het er op korte termijn alsnog komt.
Zonder daarover na te denken is het risico dat we uiteindelijk alleen maar weer komen met “moeilijke” maatregelen waarvoor politici “verantwoordelijkheid” moeten nemen. Het sluiten van voorzieningen, snijden in noodzakelijke investeringen of kaalslag in sociaal beleid. En dan wringen we onze handen en zeggen dat we nu wel moeten kiezen voor het minste kwaad. Maar zoals Hannah Arendt het verwoordde in Responsibility and Judgement: “De zwakte van dat argument is altijd geweest, dat degenen die het minste kwaad kozen, zo snel vergeten dat ze kwaad gekozen hebben.”
Voorzitter, ik denk terug aan de periode van financieel toezicht in 2016. Destijds hoorde ik als commissielid dat de sluiting van het zwembad en cultureel centrum een harde les moest zijn voor een spilzieke gemeente met verwende inwoners. Ik weet nog hoe kwaad ik was toen bleek dat Voorschoten juist relatief weinig uitgaf aan onze voorzieningen, terwijl onze inwoners juist duur uit waren. Die paternalistische houding moeten we nooit meer willen accepteren. Als wij zaken onverantwoord vinden, moeten we dat durven uitdragen.
Hoe zou dat eruit kunnen zien? Natuurlijk, als het rijk of de toezichthouder onze gemeente kapot willen maken, dan kunnen ze dat uiteindelijk. Maar we zijn niet alleen en hoeven dat niet zomaar te laten gebeuren. Bijvoorbeeld door te weigeren om de taken die het rijk op ons afgeschoven heeft zonder voldoende middelen af te dekken uit het geld dat we elders nodig hebben. En die dan ook bewust als signaal zo aan te leveren bij de toezichthouder. Of door juist door te zetten met die investeringen, waarvan we allemaal weten dat ze keihard nodig zijn. En als het afknijpen van kleinere gemeenten als de onze wordt doorgezet, moeten we wat GroenLinks op korte termijn serieus in gesprek gaan met Leiden over een fusie. Niet alleen omdat we als onderdeel van een grotere gemeente meer middelen per inwoner krijgen, maar ook omdat het grote gemeenten beter lukt om ambtenaren aan te trekken. Dat is allemaal spannend en ongemakkelijk, maar dat is wat “verantwoordelijkheid nemen” voor ons betekent: durven kiezen voor je inwoners, ook als dat moeilijk is.
In het noordwesten van Engeland ligt het stadje Preston, ongeveer zo groot als Leiden. Ook zij kregen te maken met opgelegde harde bezuinigingen. Maar in plaats van daar klakkeloos mee akkoord te gaan, hebben ze alles op alles gezet om het stadje overeind te houden. Door privatiseringen te weigeren, door zoveel mogelijk geld in de lokale economie te houden en door juist te investeren in een cultureel centrum dat volledig in publieke handen blijft. Het is bekend komen te staan als het “Preston model”. Misschien is het passender het “staan voor je inwoners” te noemen en daar zouden we als Voorschoten een voorbeeld aan moeten nemen. Dat zijn wij dit dorp verplicht, want als wij het niet doen, doet niemand het.
Ik heb gezegd.