GroenLinks Voorschoten heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland een reactie gestuurd op de Startnotitie Milieu Effect Rapportage Rijnlandroute. Gepleit wordt voor een andere oplossing van de verkeersproblemen in de Leidse regio.

Voorschoten, 29 januari 2009

Aan het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Postbus 90602

2509 LP Den Haag

Onderwerp: reactie op de Startnotitie MER Rijnlandroute

Uw referentie: PZH-2008-1099370

Geacht college,

Graag wil de GroenLinks fractie van de gemeenteraad van Voorschoten van deze gelegenheid gebruik maken om onze zienswijze in te dienen op de door u ter inzage gelegde Startnotitie Rijnlandroute. Deze zienswijze sluit aan op de zienswijze die wij op 2 november 2008 bij u hebben ingediend betreffende de aanvullende planMER voor de zesde partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland West. Wij verzoeken u de inhoud van laatstgenoemde brief te beschouwen als hierbij herhaald en ingelast.

Wij onderschrijven de zienswijze van het college van Burgemeesters en Wethouders van Voorschoten op de onderhavige Startnotitie, maar achten het gewenst daaraan nog de volgende opmerkingen toe te voegen. Het doel van de m.e.r. procedure is om de belangen van natuur en milieu een volwaardige rol te laten spelen in de besluitvorming over de Rijnlandroute. Aan dit aspect hebben wij met name aandacht besteed, omdat dit naar onze mening in de Startnotitie onvoldoende tot zijn recht is gekomen.

Algemeen

De beschrijvingen in de Startnotitie en de daarin opgenomen onderzoeksvragen, uitgangspunten en randvoorwaarden geven de indruk dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de effecten van onder andere vergrijzing, kredietcrisis, economische krimp en de plannen voor beperking van het autoverkeer, zoals rekening rijden. Wij achten het van groot belang dat in het verdere m.e.r. proces steeds de meeste actuele gegevens over de ontwikkeling van economie, demografie en mobiliteit als uitgangspunt worden genomen.

Met het oog op het doel het milieu een volwaardige rol te geven is het voorts van belang dat zo vroeg mogelijk in het proces de te verwachten milieugevolgen zo concreet mogelijk worden beschreven en in verband worden gebracht met de kosten van de voorgenomen maatregelen. Bij het ontbreken van dergelijke gegevens wordt het zowel voor bestuurders als voor ambtenaren en gewone burgers bijzonder moeilijk de alternatieven op hun juiste waarde te schatten en gaat men al snel appels met peren vergelijken. Concreet onderzoek dient te worden gedaan naar de effecten op flora en fauna, waaronder de voor het betrokken gebied kenmerkende (weide)vogelsoorten, met name de rode lijst soorten, en beschermde planten. In deze studies dient het gehele betrokken gebied te worden onderzocht, dus behalve de Papewegse polder ook de Ommedijkse polder, de Zuidwijkse polder, de Hofpolder en de Oostvlietpolder. Daarbij vinden wij het van belang dat steeds wordt aangegeven of het om tijdelijke (tijdens de aanleg) dan wel permanente effecten gaat.

Wij vinden ook dat het aspect luchtkwaliteit langs de voorgestelde tracé’s prominenter aandacht verdient dan in de Startnotitie wordt aangegeven. Immers, de gemeente Voorschoten draagt zorg voor het welzijn van haar burgers, en als de uitstoot van schadelijke stoffen voor (een deel van) hen toeneemt, door niet-ondertunnelde aanleg door Voorschoten of langs de Stevenshof, dient zij daarvan tenminste op de hoogte te zijn.

In de brief van de gemeente Voorschoten wordt gewezen op de motie die uw Staten op 29 juni 2005 hebben aangenomen, waarin wordt opgeroepen de Ir. J.Tjalmaweg zo snel als mogelijk te verdubbelen. Wij willen hieraan toevoegen dat, ook als er (onzes inziens ten onrechte) geen scheiding wordt aangebracht tussen het westelijk deel van de Rijnlandroute en het deel tussen A4 en A44, onderscheid ten behoeve van het onderzoek natuurlijk altijd wel mogelijk is. Wij vinden het belangrijk dit te doen om helder te krijgen wat de effecten zijn van de aanleg van ieder deel op zich; de plaats in het wegennet en de omgeving van beide delen verschillen immers van elkaar.

Overigens erkennen wij dat dat er in de Leidse regio sprake is van verkeersproblemen en daaruit voortvloeiende leefbaarheidsproblemen, die met de nodige spoed moeten worden aangepakt. Het gaat dan met name om de zwaar overbelaste Lammebrug, de situatie op het Lammenschansplein en de koppeling Plesmanlaan/Dr. Lelylaan. Voor wat betreft het laatste verkeersknooppunt is onlangs bestuurlijke overeenstemming bereikt en financiering voorzien om deze koppeling ongelijkvloers aan te passen. Daarmee kan een van de knelpunten in de bestaande wegenstructuur al op korte termijn worden opgelost. De flessenhalssituatie bij het Lammenschansplein en de Lammebrug kan, zo is recent gebleken, op korte termijn worden verbeterd door de verwisseling van rijbanen en definitief worden opgelost door de aanleg van een aquaduct vanaf de Churchilllaan onder de Vliet door. Hoewel uit recente verkeersstudies van de gemeente Leiden blijkt dat de doorstroming van het verkeer op de Churchilllaan (dat voor ongeveer 85% bestemmingsverkeer is) geen echt probleem oplevert, kan de capaciteit van die weg door enkele beperkte ingrepen (zoals een andere afstelling van de verkeerslichten en de aanleg van enkele fietstunnels) worden vergroot.

Specifiek (verwezen wordt naar de tekst van de Startnotitie)

· Inleiding: in par. 1.1. (Achtergrond en m.e.r.-plicht) wordt gesteld “Het huidige wegennet kan het verkeer nauwelijks verwerken. Deze situatie zal in de toekomst alleen nog maar verergeren”. Dit klinkt alarmerend, maar is niet gekwantificeerd of onderbouwd. Hier zijn dus ontwikkelingen en prognoses m.b.t. bijv. het woon-werkverkeer (zie hierboven) relevant. Wij hebben verder een andere visie op de vraag of het belang van de Rijnlandroute voldoende is aangetoond, zoals aan het eind van de inleiding wordt gesteld. Wij verwijzen in dit verband naar de rapportages van TNO en Witteveen en Bos, ondersteund door het rapport van de Randstedelijke Rekenkamer van 24 april 2008, waaruit kan worden geconcludeerd dat nut en noodzaak van een geheel nieuwe verbinding niet zijn aangetoond.

· Doel- en probleemstelling: ook hier worden weer allerlei onbewezen stellingen gedebiteerd, met name in de laatste zin op p.11 , bovenaan p.12, halverwege p.12 waar wordt gesteld dat de realisatie van de Rijnlandroute een voorwaarde is voor programma’s als BioScience Park en de woningbouw, alsook de stelling dat de twee delen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

· Onderzoeksvragen: hier wordt op volstrekt inadequate wijze verwezen naar de noodzaak tot zorgvuldig onderzoek naar de effecten van de diverse tracé’s op natuur en milieu (bijv. vraag 9: “hoe kan worden omgegaan met eventuele negatieve effecten op het gebied van natuur en milieu?”). Relevante vragen lijken ons: “Hoe verhoudt het ‘voorkeurstracé’ zich tot nationale en provinciale plannen, eerder uitgesproken ambities en verplichtingen tot bescherming van de groene buffer tussen Wassenaar en Leiden (het beoogde Regiopark Duin, Horst en Weide)” en “Welke zijn de gevolgen van de diverse alternatieven voor natuur, milieu en klimaat?”.

· Uitgangspunten en randvoorwaarden: in de 2e alinea wordt gesproken van “autonome ontwikkeling van het gebied”. Wat is dat? Onder gebiedsspecifieke kwaliteiten wordt genoemd “Karakteristieke strandwal met daartussen open akkerbouwgebied”. Dit is een onzinnige beschrijving, evenals “Natuurwaarde Weidevogelgebied Papenwegse (sic) polder”, waarbij de overige door het voorkeurstracé doorkruiste polders (Ommedijkse, Zuidwijkse, Hofpolder, Oostvlietpolder) ten onrechte onvermeld blijven. Deze polders vormen voor vele dier- en plantesoorten cruciale schakels in de ecologische verbindingszone tussen de duinstreek en het Groene Hart. Het gaat hier om onderdelen van de Nationale Ecologische Hoofdstructuur en om soorten, zoals de Grutto, waarvoor ons land een internationale verantwoordelijkheid heeft en juist verplicht is bijzondere beschermingsmaatregelen te treffen. Wij willen in dit verband opmerken dat de Startnotitie, evenals destijds de MKBA, de indruk wekt dat de opstellers over onvoldoende deskundigheid beschikken met betrekking tot de ecologische en landschappelijke waarden van het betroffen gebied en van het wettelijk kader voor de bescherming daarvan.

· Tracé’s en alternatieven: onder de beschrijving van de alternatieven staan storende fouten, bijv. in de eerste twee zinnen op pag. 17. Op deze pagina wordt in de tweede alinea gesteld dat ter hoogte van de wijk Stevenshof een tunnel “niet effectief”wordt geacht. Aangezien het voorkeurstracé hier vlak langs de bebouwing is geprojecteerd rijst de vraag waar deze mening op is gebaseerd. Voorts is onduidelijk wat in de derde alinea is bedoeld met “deze variant”, alsmede met de term “landgoederenzone tussen Voorschoten en Leiden”. In de toelichting op het Nulplus alternatief op pag. 18 zijn de derde en vierde zin buitengewoon onduidelijk geformuleerd. Gesuggereerd wordt dat een bepaalde variant, waarmee bestaande knelpunten worden opgelost, in de m.e.r. niet wordt meegenomen omdat deze geen oplossing biedt. Wij menen dat dit nader zou moeten worden onderbouwd. Een door burgers voorgestelde “kapvariant” (variant 2) wordt niet nader verklaard. Een toelichting op het spoortracé ontbreekt en op pag. 20 wordt verwezen naar het “voorkeursalternatief”zonder dat duidelijk wordt gemaakt welk alternatief dit is en op wiens voorkeur dit is gebaseerd.

· Huidige situatie en autonome ontwikkeling: in de beschrijving van de huidige situatie (par. 4.1) wordt gesteld dat “door rommelige verstedelijking en verkaveling zijn natuur en groen (sic!) nogal versnipperd”. Deze beschrijving doet bepaald afbreuk aan de ecologische en landschappelijke waarden van de belangrijkste overgebleven ecologische verbindingszone tussen de kust en het Groene Hart. Onderaan pag. 21 wordt weer de onbewezen stelling herhaald dat de aanleg van de Rijnlandroute “een voorwaarde (is) voor de transformatie van vliegveld Valkenburg”. Ook deze stelling dient naar onze mening nader te worden onderbouwd. Onder 4.2 wordt t.a.v. de referentiesituatie opgemerkt dat in het MER studies over “harde en minder harde autonome ontwikkelingen” zullen worden meegenomen. In het daarop volgende overzicht wordt echter ten onrechte geheel voorbijgegaan aan ontwikkelingen in de regio op het gebied van de bevolkingsgroei en -opbouw, de gevolgen van brandstofprijs en maatregelen zoals rekeningrijden op het autoverkeer en de gevolgen van kredietcrisis en economische krimp op zowel het verkeer als de bouw van woningen, kantoren en bedrijfsruimten.

· In de concept structuurvisie van de regio HollandRijnland wordt de landgoederenzone bij Berbice aangemerkt als “natuurgebied met (inter)nationale allure”. Het voorkeurstracé doorsnijdt deze zone. Wij zijn van mening dat de gevolgen van de aanleg van (de diverse varianten van) de weg voor dit gebied zorgvuldig dienen te worden onderzocht.

Samenvattend willen wij u dringend verzoeken ervoor zorg te dragen dat in het verdere proces en in de op te stellen richtlijnen daarvoor de belangen van natuur, milieu en klimaat optimaal worden gewaarborgd en dat met name zorgvuldig wordt onderzocht hoe het voorkeurstracé zich verhoudt tot de plannen, ambities en verplichtingen van Rijk, provincie en gemeenten met betrekking tot het behoud van de groene bufferzone tussen Wassenaar en Leiden.

Namens de Raadsfractie van GroenLinks in Voorschoten,

Met vriendelijke groet,

Fer von der Assen

Monique Lamers

Franz Lisztlaan 8
2253 HL Voorschoten