Enkele weken geleden zat ik op een maandagochtend in het ADO stadion. Nou ja, eigenlijk zat ik op een plastic stoeltje in een tent op het parkeerterrein van het ADO stadion. Dat klinkt als de start van een bijzonder treurig verhaal en dat is dit juist niet. Want na meer dan een jaar ellende met corona, leek er nu toch licht aan het eind van de tunnel in de vorm van een vaccin. Een vaccin gebaseerd op technologie die een dikke twintig jaar geleden nog een fantastisch idee was. Dat voelde als een tastbare triomf van menselijk vernuft en ik merkte dat het mij raakte. Ik was ook opgelucht, nu er eindelijk die strak georganiseerde nationale campagne was waarvan we wisten dat hij nodig was. Het was inspirerend, na een periode waarin ook ik mij soms afvroeg waar de Rijksoverheid in vredesnaam mee bezig was.
Ik vermoed dat de meesten van ons zich die vraag de afgelopen jaren wel vaker hebben gesteld. We hebben een steeds groter deel van het gemeentebudget richting taken in het sociaal domein zien gaan, door de jarenlang achterblijvende financiering en de beperkte ruimte die we hadden om daarmee om te gaan in juridisch, praktisch en moreel opzicht. We dreigden dit jaar in een situatie te komen waarin we opnieuw moesten gaan snijden in voorzieningen om de begroting rond te krijgen. Gelukkig kwam er erkenning van het probleem via een proces van arbitrage. De financiële compensatie die we daaruit krijgen maakt de discussie vanavond zeker makkelijker. Het laat ook zien hoe afhankelijk we zijn van een overheid die zijn zaken op orde heeft.
Tegelijkertijd mogen onze inwoners van hun gemeente verwachten dat die de kosten in het sociaal domein niet zomaar op laat lopen. Daarop ingrijpen kan alleen met de grootste zorgvuldigheid, want natuurlijk verdient een ieder het de hulp te krijgen die hij of zij nodig heeft. Deze kadernota komt met een aantal maatregelen om te sturen op de vraag naar hulp, onder andere door sommige aanvragers te verzoeken af te zien van bepaalde ondersteuning. Dat is niet om burgers zo individueel verantwoordelijk te houden voor problemen in landelijk beleid. Dat is om hun hulp te vragen, zodat beperkte middelen in ieder geval belanden bij degenen die ze het hardst nodig hebben. We hebben elders gezien dat veel inwoners best hun steentje bij willen dragen.
Een maand geleden stelden wij de Regionale Energie Strategie vast. Een eerste, belangrijke stap: de klimaatcrisis wordt hiermee ook een concrete opgave voor de energietransitie in onze regio. In de komende decennia zullen we veel leren en zal er vast een hoop veranderen aan de plannen rond energie en klimaat. Om uit te vinden wat precies, zullen we gewoon moeten beginnen.
Dat doen we als gemeente natuurlijk ook al: we verduurzamen ons vastgoed, breiden het areaal bomen uit, leggen bijenstroken aan en gaan stapsgewijs over naar een gescheiden riool. Het zijn allemaal stapjes waarmee we als gemeente ons verbruik beperken en ons dorp leefbaar houden bij hitte of extreme neerslag. Waarmee we bovendien buurthuizen opknappen, de waterkwaliteit eindelijk verbeteren en ons dorp een aangename woonplaats blijft.
Voor de echt grote stappen in die energietransitie daarentegen zijn wij als gemeente uiteindelijk vooral aangewezen op betrokkenheid van bedrijven en onze inwoners. Hoe mooi is het dan niet om te zien dat juist bij ons relatief veel inwoners spontaan actie ondernemen? Met zonnepanelen, woningisolatie of het simpel verwijderen van tegels uit tuinen. Of zo’n schitterend initiatief in de Krimwijk, waarbij bewoners zelf alvast toewerken naar energieneutrale woningen. Voor onze gemeente een steun in de rug en een kans om te leren van praktische ervaringen. Om hiermee vervolgens diegenen te helpen die het zelf niet op kunnen pakken, of niet weten waar te beginnen. Ons is opgevallen dat veel van deze mensen maar een ding vragen van de gemeente: een heldere lijn. Een gemeente die het probleem herkent en aangeeft waar ze heen wil met de oplossing. Want onderdeel kunnen zijn van een oplossing, dát is wat veel mensen ten diepste motiveert.
Laten we eerlijk zijn, het formuleren van heldere lijnen en oplossingen is iets waar Voorschoten al lang mee worstelt. Of we het nou hebben over de culturele voorzieningen, over sociale woningbouw of de inrichting van het centrum: raadsbreed kennen we de pijnpunten in ons dorp. Juist daarop verwachten onze inwoners regie van hun gemeenteraad, maar die rol wordt niet altijd even goed opgepakt. Er is een dunne lijn tussen een hang naar integraliteit en draagvlak en besluiteloosheid. Immers, het ideale voorstel dat alles oplost, dat is een besluit dat zichzelf wel neemt. Als die niet voorhanden is, moeten wij dat durven uitleggen en soms knopen doorhakken. Want inwoners serieus nemen doe je niet door met iedere mening mee te draaien, maar door ze mee te nemen in de dilemma’s.
Dat meenemen van inwoners moet natuurlijk beginnen vanuit de gemeentelijke organisatie. We zien dat deze het moeilijk heeft. Er gaat veel goed, maar we hebben ook het afgelopen jaar gezien wat de schade is als de gemeente steken laat vallen. Een valse start in participatie, onduidelijkheid in rolverdeling en vertraging monden te vaak uit in boosheid en cynisme. Juist bij degenen die enthousiast en goedwillend mee wilden denken.
Een valse start hoeft alleen niet het einde te zijn. Als er zeilen worden bijgezet, zoals bij het vaccinatieprogramma, komt er ruimte om alsnog door te pakken. In de opzet van onze nieuwe organisatie zien wij een kans om dat in Voorschoten te doen. Daarvoor zullen we ongetwijfeld moeten accepteren dat zaken soms anders aangepakt gaan worden en dat zal vast wel eens schuren. Laten we proberen dat proces desondanks te omarmen. Want een effectieve overheid met een duidelijke missie, die kan ambtenaren en inwoners inspireren. Dat moeten we onszelf en Voorschoten gunnen.